Vanmorgen zijn we vertrokken vanuit het guesthouse in Chiang Mai. We wilden graag gezondere lucht inademen na de hele week in de dampen van uitlaatgassen. Met een taxibusje vol gingen we door de bergen richting het noorden naar het kleine plaatsje Pai. De chauffeur reed flink door op de kronkelweg en ging met volle vaart door de talloze haarspeldbochten. Blij dat mijn osteopaat mij dit jaar van mijn wagenziekte heeft afgeholpen zat ik de tijd vol goede moed uit, dommelend met mijn nekkussentje tegen het raam. De bochten werden pittiger en de weg werd steiler. Een Chinese dame achterin begon te hoesten. Haar buurman ook. De kokhalzende geluiden kwamen mij maar al te bekend voor. Ik hoorde wat geritsel met plastic zakjes en mijn inlevingsvermogen was geactiveerd…
Na een tijdje stommelde de dame naar voren en ging naast me zitten. Ik keek opzij en zag haar lijkwitte gezicht. Begripvol knikte ik haar toe. Haar buurman die nog achterin zat ritselde ook met zakjes. Die gingen steeds vaker richting hun mond en ze deden hun best om met zo min mogelijk geluid de zakjes vol te spugen. Ach, dacht ik, heb je het al zo slecht, ga je ook nog zo je best doen om geen geluid te maken. Ik tipte de dame om haar vingers op een drukpunt op haar pols te leggen. Vriendelijk volgde ze mijn advies op. Niet lang, want zakjes vol spugen en je vingers tegelijkertijd tegen je pols duwen is gewoon teveel gevraagd in dit stadium van wagenziekte. Zelf weet ik dat maar al te goed.
Ik besloot mijn ogen maar weer dicht te doen en mijn hoofd tegen het raampje te leggen om een oprispend gevoel in mijn maag te laten zakken, mijn vingers stijf tegen mijn pols gedrukt. Een lichte paniek schoot door mijn hoofd: ik heb voor mezelf helemaal geen zakjes meegenomen! Wat als ik nu ook ga?! In gedachten ging ik de inhoud van het tasje na wat ik naast mijn stoel had. Er zat niets in wat als zakjesvervanger kon dienen. En in deze staat van zijn kon ik maar tot één conclusie komen: in het uiterste noodgeval kon ik niets anders dan het volle zakje van mijn buurvrouw lenen.
Terwijl ik nog in gedachten verzonken was draaide het busje het station op. Zuchtend stapten we uit en de Chinese dame zocht verkoeling op een bankje in de schaduw. Het zakje verdween in de prullenbak.
Wat een opluchting.